Historie

De imkerij of bijenteelt speelde zich vooral af buiten de stedelijke gebieden. Bijen houden behoorde van oudsher tot de agrarische sector van het economische leven. De omstandigheden binnen deze sector waren in het algemeen verre van rooskleurig. Met name in de periode tussen 1878 en 1895 toen in Europa de eerste landbouwcrisis ontstond, als gevolg van de import van goedkoop graan en andere landbouwproducten uit de VS en Canada. Die massale import had ervoor gezorgd dat de prijzen van landbouwproducten sterk daalden. Boeren die wilden overleven, moesten dus efficiënter gaan produceren. Om met minder landarbeiders toe te kunnen en dus op loonkosten te besparen, schaften de grotere boeren landbouwmachines aan, zoals zaai- maai- en dorsmachines. Door deze mechanisering liep de werkgelegenheid terug. Hierop trok een groot deel van de plattelandsbevolking weg. Deels was dit richting de steden, maar ook een groot deel emigreerde zelfs naar het buitenland.

Doordat de prijzen van de landbouwproducten sterk daalden zocht de boer zijn inkomsten in andere producten. Met name in de grote zandgebieden neemt rond 1850 de imkerij toe. Dit gebeurde ook in onze eigen streek. Door de publicatie ‘De historie van Zieuwent’ van Jan en Raymond Boekelder zijn daarover enkele cijfers bekend. Alleen al in de gehele gemeente Lichtenvoorde stonden in 1854 ongeveer 450 bijenkorven. Bij een pluimveetelling in 1877 werden in geheel Gelderland 33.297 bijenkorven geteld. De bijenhouder gebruikte toen zelf nauwelijks honing, maar verkocht ze aan de burgers. Een goed gevulde korf kon 20 pond (10 liter) honing bevatten, die in 1850 goed was voor 40 cent per pond. Een korf leverde ook nog 5 pond bijenwas op die 80 cent per pond waard was. De honing was dus een luxe en ging naar de burgers in de stad, evenals de was. Het was een goede bijverdienste voor de boer. De opkomst van de bietsuiker verdrong de honing van de eerste plaats als zoetmiddel, zodat de inkomsten daardoor nog meer verminderden, waardoor de imkerij weer achteruitliep. De achteruitgang was rond 1880 schrikbarend: het aantal bijenvolken was met 40% afgenomen.

Na de oprichting van het Nederlands Landbouw Comité in 1884 worden de problemen in de landbouwsector langzaamaan opgelost. Aanvankelijk speelde het provinciaal belang een grote rol. Elke agrarische specialisatie wilde een eigen organisatie of vereniging. Het Landbouw Comité voorkwam verdeeldheid van de verschillende organisaties en coördineerde hen. Oprichting van de boerenorganisaties (de landbouwcoöperaties), die per dorp of streek gezamenlijk de in- en verkoop van grondstoffen en producten regelden, betekende een grote stap vooruit. Dankzij de oplettendheid van het Nederlands Landbouw Comité is er ook een organisatie van imkers tot stand gekomen. En die was vanwege de desolate toestand waarin de imkerij zich op dat moment bevond, van grote betekenis. Hoewel landelijk de imkerij afnam steeg dit bedrijf in Lichtenvoorde. Bij de landbouwtelling van 1890 werden in de gemeente Lichtenvoorde in totaal 580 korven geteld. Het aantal imkers was echter wel afgenomen: alleen al onder Zieuwent waren er twee boeren die beide 90 korven bezaten.

 

De Vereniging tot Bevordering der Bijenteelt in Nederland werd opgericht op 29 oktober 1897 met als doel belangstelling te wekken voor de imkerij en de achteruitgang van de bijenteelt tegen te gaan. De dreigende ondergang van de imkerij in Nederland werd dus voorkomen door de oprichting van een eigen landelijke vereniging. Hoewel de gemeente  Lichtenvoorde vele bijenvolkeren telde, heeft het nog tot 19 november 1923 geduurd voordat onze gemeente een eigen afdeling binnen de landelijke vereniging kreeg. In Aalten was reeds op 15 april 1915 een afdeling opgericht door A.J. Beernink.                 

 

 

 Hendrikus ten Have, koperslager en winkelier van galanterieën, (Korte Rapenburgsestraat) hier bij zijn bijen in de achtertuin. De foto dateert rond 1925. Collectie Benno van Lochem

 

 

 

 

 

De Vereniging tot bevordering der bijenteelt afd. Lichtenvoorde

De Vereniging tot bevordering der bijenteelt afd. Lichtenvoorde is opgericht op 19 november 1923. Uit de eerste jaren van de vereniging is weinig bekend. Pas als Jan van Lochem zich aanmeldt als secretaris van de vereniging in 1927, komen er in de krant meerdere berichten over de vereniging. Het volgende bericht lezen we in de Telegraaf van 30-3-1927: “De voorzitter van de afdeling Lichtenvoorde zal als proef enkele flessen gewonnen honing naar Nederlands-Indië zenden. Mocht dit goed gaan, zal men dit regelmatig gaan doen.      

Jan van Lochem (*16-1-1903 † 29-9-1988) was administrateur van de Chr. Coöp Landbouwvereniging Lichtenvoorde aan de Aaltenseweg. Als vrijgezel had hij gelegenheid om aan verschillende hobby’s tijd te besteden. Zo werd hij in 1927 secretaris van de vereniging tot bevordering der bijenteelt afd. Lichtenvoorde. In de herfst en wintermaanden ging hij graag op jacht, maar als de lente kwam, werden de bloemetjes en met name de bijtjes letterlijk buiten gezet. Hij had bijenvolken op het kippen- en kuikenbedrijf van zijn broers Bernard en Frits aan de Oude Aaltenseweg. Hier was een boomgaard en dat was een goede plek om bijen te houden. Als tegenprestatie deed hij de boekhouding van het kippen- en kuikenbedrijf van zijn broers.

Dat de verenging zich niet alleen met bijenvolken bezighield bleek wel uit het bericht op 19-1-1930. Met klem vroeg de imkervereniging aan de vereniging ‘Lichtenvoorde Vooruit’ of die konden bemiddelen met de gemeente over de plaatsing van enkele bomen ten behoeve van de bijenteelt. Op 1-8-1932 brengt de vereniging van bijenhouders afd. Lichtenvoorde haar bijen naar de Imbosch op de Veluwe. Het gaat dan om circa 200 kasten en korven. De Imbosch is een natuurgebied op deVeluwe in de gemeente Rozendaal bij Arnhem, met overwegend bos en heide. Het gebied is eigendom van Natuurmonumenten en deel van de Veluwezoom. De naam Imbosch is waarschijnlijk afgeleid van de bijenvolken (immen) die hier vroeger naartoe werden gebracht wanneer de heide bloeide.

Op 22-1-1932 werd in Hotel Westerman een lezing georganiseerd. Gastspreker die avond was dr. Minderhoud, rijksbijenteeltconsulent. Op interessante en leerzame wijze vertelde spreker over de voortplanting der bijen, het opzetten van reservevolkjes, het slingeren van heidehoning en het verplaatsen van volken naar de Betuwe. De opkomst die avond was groot.

 

Op 1 januari 1918 werd het Rijksbijenteeltconsulentschap opgericht en L. van Giersbergen benoemd tot de eerste rijksbijenteeltconsulent. Blijkbaar was de overheid niet gelukkig met de gang van zaken met betrekking tot de organisatie rond de bijenteelt tot dan. Men wilde meer onderwijs in de bijenteelt. Dus werd in 1918 begonnen met een opleiding voor leerkrachten bijenteelt. In 1920 werd dr. ir. A. Minderhoud benoemd tot adjunct-rijksbijenteeltconsulent. In 1921werd hij benoemd tot Rijksbijenteeltconsulent. Het land werd verdeeld in twee consulentschappen die beide gevestigd waren in Wageningen. De scheidslijn was de lijn Arnhem-Harderwijk. De heer L. v. Giersbergen had het zuidelijk en westelijk deel van het land als ambtsgebied en dr. ir. A. Minderhoud het noordelijk en oostelijk deel. Om de productie van honing te verbeteren werd in 1925 het Honingbesluit afgekondigd. Als uitvloeisel hiervan volgde in 1930 de oprichting van de Vereniging Nederlands Honingstation waarvan dr. ir. A. Minderhoud voorzitter werd. Deze vereniging werd in 1937 weer opgeheven. In 1935 kreeg dr. ir. A. Minderhoud opdracht om zijn voorlichtende taak uit te breiden tot de teelt van zijderupsen. Na de pensionering van de heer L. v. Giersbergen in 1937 werd in 1939 ir. J.F.A.M. Mommers adjunct-rijksbijenteeltconsulent en toegevoegd aan dr. ir. A. Minderhoud, die inmiddels weer geheel Nederland als ambtsgebied had toegewezen gekregen. Dr. ir. A. Minderhoud heeft een belangrijke rol gespeeld bij de overgang van de traditionele korfimkerij naar de huidige kastimkerij. Hij publiceerde in 1928 het boek ‘Bijenteelt’, en ontwikkelde de zgn. fruitteeltkast. De heer Minderhoud bracht vaker een bezoek aan Lichtenvoorde o.a. op 19-1-1934. Hierbij citeren we uit het verslag van die bijeenkomst. “Woensdagavond werd in hotel ‘Industrie’ een zeer druk bezochte vergadering gehouden, uitgaande van de plaatselijke afd. van de vereniging voor bijenteelt. Als spreker trad op Dr. Ir. A. Minderhoud, rijks bijenteeltconsulent, die tot onderwerp had gekozen ‘Het uitbreken van den honing’. Om zijn woorden te verduidelijken maakte hij gebruik van enige lichtbeelden. Ook had hij enkele nieuwe bijenkasten bij zich om dit te laten zien.’ Op 21-1-1935 werd dr.ir. A.Minderhoud weer eens uitgenodigd door de afdeling, dit maal ging het om de zgn. koninginneteelt. In café Heutinck aan de Driehoek waren vele belangstellenden gekomen voor de toespraak, niet alleen uit Lichtenvoorde maar ook uit Halle, Varsseveld en Aalten. De spreker werd voorgesteld door voorzitter Hulshof (Reinders). Ook burgemeester van de Laar was die avond een van de belangstellenden. Op 13-12-1935 werd de jaarvergadering gehouden bij café Van Lochem. Deze werd druk bezocht.Voorzitter Hulshof (Reinders) opende, waarna secretaris Jan van Lochem zijn verslag voorlas. Uit het verslag van de penningmeester bleek dat 1935 een batig saldo had opgeleverd. De contributie voor het nieuwe jaar werd bepaald op fl 1,65 per persoon. Als afgevaardigde naar de algemene vergadering in Utrecht werd J.B. Post benoemd. Als zijn plaatsvervanger werd J.B. Olijslager aangesteld. Bij het agendapunt bestuursverkiezing liet de voorzitter weten zich niet meer herkiesbaar te stellen aangezien hij verhuisde naar een andere plaats. De heer J.B. Post was van mening dat de voorzitter zich nog best een jaar beschikbaar kon stellen en deze liet zich uiteindelijk overhalen dit dan maar te doen. De heer G.J. ten Holder werd met grote meerderheid van stemmen herkozen als lid van de raad van toezicht. Hierna volgde nog een verloting en werd de vergadering afgesloten.  

Advertentie uit de Elna 1ste jaargang 17 juni 1938          Jan Engelbarts vlecht een bijenkorf. Hij trok stad en                                                                                             land door om deze vaardigheid te tonen.

 

Tot zover de afdeling Lichtenvoorde. We keren even terug naar de landelijke Vereniging tot  bevordering van de Bijenteelt Nederland (VBBN). Deze kende in 1922 haar eerste afscheiding, die van de katholieke zuidelijke bonden Limburg en Brabant. Meerdere katholieke leden van de VBBN in het zuiden vonden het nodig om over te stappen. Het kostte de VBBN in een jaar tijd 2600 leden. Wel bleven de besturen contact houden met de bond. Een nieuwe afsplitsing vond plaats in 1924 toen directeur Van Os de VBBN verliet en zijn  eigen ‘Algemene Nederlandse Imkersbond’ oprichtte. In 1937 werd de heer mr. L.R.J. Ridder van Rappard aangesteld als nieuwe voorzitter van de VBBN. Hij was lid geweest van de Algemene Nederlandse Imkersbond. Dit leidde tot enige wrijving onder de leden van de VBBN. Van Rappard wist de leden echter ervan te overtuigen dat het een kwestie van tijd was dat alle verenigingen weer onder één dak zouden komen. Er bestonden op dat moment zes organisaties met een totaal van 26.000 leden. De Tweede Wereldoorlog voorkwam een fusie tot één vereniging.

Deze gang van zaken leidde in Lichtenvoorde ook tot verdeeldheid. De bijenhouders-vereniging telde zowel katholieke als protestante leden. Iets wat de nieuwe pastoor Faustinus Hunsche (pastoor van 1938 tot 1942) helemaal niet zag zitten. Hij was van mening dat bijenverenigingen katholiek waren, of protestant, maar een mix zou alleen maar tot onenigheid leiden. Als voorbeeld benoemde hij de landelijke algemene VBBN die er bestuurlijk een potje van had gemaakt. En zo kwam het dat op 11 november 1938 (katholieker kon het niet, op de 11e van de 11e !) de ‘R.K. Vereniging van Bijenhouders St.-Ambrosius’ werd opgericht. De oprichtingsvergadering vond plaats in het Patronaatsgebouw en bij die gelegenheid gaven zich 20 personen op. Tijdens de bestuursverkiezing die daarop volgde, werden benoemd de heren W.A. Hegeman uit Vragender, J.A. Donderwinkel uit Zieuwent en B. Hulshof uit Lichtenvoorde. Dat de gemoederen onder de bijenhouders hoog zouden oplopen was natuurlijk te voorspellen. Op 16 december 1938 kwam het volgende bericht in De Gelderlander: “Donderdag kwam de hier onlangs opgerichte vereniging van R.K. bijenhouders in het Patronaatsgebouw bijeen. Deze bijeenkomst werd belegd naar aanleiding van een rondschrijven van de plaatselijke afdeling der Vereniging tot bevordering der bijenteelt. In welk schrijven verzocht werd dat de leden het contributie bedrag over 1939 voor 18 december voldaan moesten hebben. Dit in verband met het feit dat de ledenlijsten zo spoedig mogelijk verzonden dienden te worden naar de landelijke vereniging. Aan de orde was nu het voorstel om de genoemde contributie niet te betalen. Zou men betalen dan bleven de leden lid van de oude vereniging, terwijl men door de oprichting van de R.K. Bijenhouders vereniging in principe al was uitgetreden uit de afd. VBBN Lichtenvoorde. Na enige bespreking werd met op één na algemene stemmen besloten te bedanken voor het lidmaatschap der laatstgenoemde vereniging.”

Hierdoor was er een splitsing gekomen tussen de Ver. tot Bevordering der Bijenteelt en de R.K. Bijenhouders vereniging. Lichtenvoorde kende nu twee verenigingen; de eerste telde zowel katholieke als protestante leden (24) en de tweede had alleen katholieke leden (19). De jaarvergadering van de VBBN Lichtenvoorde liet niet lang op zich wachten en werd gehouden op 1 februari 1939, waarvan hier het verslag: “Maandagavond vergaderde de VBBN Lichtenvoorde in café van Lochem. De opkomst der leden was talrijk, na het welkomstwoord van de voorzitter volgden de verslagen van de penningmeester en secr. In de commissie tot nazien van de boeken werden voor 1939 benoemd de heren H.B. Hulshof en I. Doornink. vervolgens kwam de bestuursverkiezing. De heren G.J. ten Holder en H. van Riezen  waren aftredend en beiden werden met vrijwel algemene stemmen herkozen. Door het bedanken van de heer H. Wessels was er een vacature ontstaan in het bestuur deze werd opgevuld door de heer W.A. Hegeman uit Vragender. Hierna had een bespreking plaats omtrent het heffen van inleggeld, waarbij de vergadering zich er over uitsprak om van leden die zich voor de tweede maal als lid aanmelden het eerste jaar de dubbele contributie te heffen. Voor geheel nieuwe leden geldt deze maatregel niet. Ook werd goedgekeurd een voorstel om voortaan geen huur meer te heffen voor het gebruik van den slinger welke alleen voor leden beschikbaar zal worden gesteld.” De vergadering gaf hiermee een duidelijk signaal aan de oud-leden die overgestapt waren naar de nieuwe club. Wilde men terugkeren dan moest men twee keer fl 1.50 betalen. Door de verhuring van de slinger op te heffen was gebruik alleen voor leden van de VBBN Lichtenvoorde mogelijk. De nieuwe vereniging was hierdoor genoodzaakt een eigen slinger aan te schaffen. Overigens was het opmerkelijk dat de heer W.A. Hegeman uit Vragender bestuurslid werd. Hij was namelijk het enige lid dat tegen had gestemd bij de R.K. Bijenhouders vereniging!

 

In de vergadering van 13-12-1940 wordt duidelijk dat ook de R.K. Bijenvereniging Ambrosius de zaakjes goed geregeld heeft. Er werd (uiteraard!) vergaderd in het Patronaatsgebouw. Door afwezigheid van de voorzitter Th. Geerdink werd de avond door de heer J.H. Donderwinkel geleid. Er was een omzet van 2100 kg suiker geweest en 500 kg honing aan het hoofdbestuur geleverd. In een jaar tijd werden er 12 nieuwe leden ingeschreven. Tevens meldde de penningmeester B.J. Hulshof dat de kas er momenteel goed voor stond; de vereniging was gezond. 

Op 22 januari 1941 hield de Vereniging tot bevordering der bijenteelt afd. Lichtenvoorde haar voorlopig laatste vergadering. Door verordening van de bezetter werd het verboden om te vergaderen en bijeenkomsten te organiseren. In café Van Lochem werd door  de nieuwe voorzitter J.B. Olijslager de vergadering geopend. Wederom hadden zich enkele nieuwe leden aangemeld. De secretaris en de penningmeester lazen hun verslagen voor en die werden goedgekeurd. Aftredende bestuursleden waren de heren Ten Holder en Van Lochem die beide werden herkozen. Het lidmaatschap voor nieuwe leden werd vastgesteld op fl 1,-. Tot slot werden de  heren Olijslager en Hegeman gekozen de algemene landelijke bijeenkomst van de VBBN bij te wonen.

 

 

 

 Willem Hegeman

 

Op 22 januari 1941 hield de Vereniging tot bevordering der bijenteelt afd. Lichtenvoorde haar voorlopig laatste vergadering. Door verordening van de bezetter werd het verboden om te vergaderen en bijeenkomsten te organiseren. In café Van Lochem werd door  de nieuwe voorzitter J.B. Olijslager de vergadering geopend. Wederom hadden zich enkele nieuwe leden aangemeld. De secretaris en de penningmeester lazen hun verslagen voor en die werden goedgekeurd. Aftredende bestuursleden waren de heren Ten Holder en Van Lochem die beide werden herkozen. Het lidmaatschap voor nieuwe leden werd vastgesteld op fl 1,-. Tot slot werden de  heren Olijslager en Hegeman gekozen de algemene landelijke bijeenkomst van de VBBN bij te wonen.

Meteen na de oorlog werd in mei 1945 al op landelijk niveau de eerste vergadering gehouden die tot doel had om te komen tot een algemene bijenvereniging. Deze besprekingen liepen in juni 1946 op niets uit. Dus begonnen de zes landelijke bijenverenigingen weer voor zichzelf. De VBBN bleef echter de grootste. In december 1946 had ze 24.000 leden. Op 1 januari 1948 werd de Imkersbond van de Aartsdiocesane Boeren en Tuinders Bond (ABTB) in Arnhem opgericht. De ABTB verenigde een groot deel van de rooms-katholieke imkers die woonden ten noorden van de grote rivieren. Maar, hoe verging het de twee verenigingen in Lichtenvoorde? Ook zij pakten net als de landelijke bonden onafhankelijk van elkaar de draad weer op.                                             

Links hoofdbestuurslid G.J.A. Meijer van de Ned. Bijenvereniging en J.A. van Lochem van de afdeling Lichtenvoorde

 

 

[1]De R.K. Vereniging van Bijenhouders had een geheel andere start na de oorlog. De reeds in 1917 opgerichte Aartsdiocesane Boeren en Tuinders Bond (kortweg ABTB genoemd), die ook een eigen afdeling had binnen Lichtenvoorde, was op het idee gekomen binnen haar organisatie een Imkerbond op te richten. In maart 1947 werden de eerste contacten gelegd met de R.K. Vereniging van Bijenhouders om over te stappen naar de Imkersbond van de ABTB.

[1]  Bron Delpher online krantenarchief 

 

 

 

 

Voorzitter J.A. Donderwinkel werd zelfs gevraagd in het hoofdbestuur plaats te nemen waar hij ook mee akkoord ging. Dus werd op 1 januari 1948 de Imkersbond ABTB afd. Lichtenvoorde opgericht met als voorzitter J.A. Donderwinkel, secretaris Th.J. Geerdinck en penningmeester B.J. Hulshof. Als geestelijk adviseur werd pater Hilbertus Saes (1944 tot 1953) aangesteld.

 

Anno 2019 bestaat er nog slechts één bijenvereniging in Lichtenvoorde.  De landelijke imkervereniging ABTB is in 2018 overgegaan tot de overkoepelende organisatie Imker Nederland. Vanaf dat moment is ook de afdeling Lichtenvoorde zo gaan heten. In 2010 kreeg zij in het Wentholtpark haar eigen bijenstal, waarmee de vereniging een eigen gezicht kreeg. Met hulp van de leerlingen van het Marianum afdeling bouw werd de Beezenmaot opgebouwd uit de overblijfselen van het oude nachtverblijf van het hertenkamp. De vereniging kon nu educatie en voorlichtingen verzorgen vanuit de Beezenmaot. Regelmatig werden scholen uitgenodigd om een kijkje te nemen in de bijenstal om het leven van de bij te bestuderen. In 2014 werd er samen met NL-Doet van het Prins Bernhard Cultuurfonds een prairietuin aangelegd. Deze tuin werd zo ingericht dat er wel tot zes keer per jaar een totaal verschillende tuin ontstaat. De planten zijn afgestemd op de bijen. Met het oog op het ‘Cool Nature project’ werd er tijdens NL-doet in 2015 een Avatarbos van wilgen aangelegd en een vlinderwal. Er werd ook grondig onderhoud gepleegd aan de prairietuin. In samenwerking met de gemeente Oost Gelre werd in het najaar van 2015 een boomgaard en een haag van symphoricarpos aangeplant. Het bestuur, bestaande uit voorzitter Jos Lansink, secretaris Jos Schut, Henk ter Bogt, Gert Hartman en Frans Thomassen, timmert flink aan de weg. Dit alles leidt tot een mooi resultaat waar alle 50 leden trots op mogen zijn.